Mijn buurman heeft een ballon onder zijn trui.
Het is een grote ballon, gevuld tot het kritieke punt. Buurman weet zich er geen raad mee.
Soms laat hij zijn handen rusten op de bovenkant, waar ik het blaastuutje vermoed, soms bungelen zijn armen wat doelloos aan weerskanten. De tailleband van zijn broek houdt zich ergens schuil in de schaamstreek.
Als buurman en ik gezellig staan te kletsen is er geen plaats voor persoonlijke ruimte, willen wij elkaar goed kunnen verstaan. Maar dat geeft niet. Het is een schat.
Altijd vriendelijk. Altijd behulpzaam.
Neem nou die kwestie van de gloeilamp. Koud had ik hem in de plafonnière van de keuken gedraaid of ik hoorde een harde knal. Bij het opendraaien van de kap regende het scherven. Glas uit de fitting gesprongen. En de schroefdraad zat muurvast, waardoor er geen nieuwe lamp in kon. Na twee weken koken op de tast belde ik toch maar bij hem aan.