In de hortus ligt een blad. Het is oud en grijs en vreemd van vorm. Tussen de nerven is fluweel gespannen. Lang heeft het gewacht om voor altijd te mogen blijven. Ik en het blad, aan de oever van de vijver. Het is vroeg in de ochtend, nog voor de regen. Ik worstel met het statief, terwijl een torretje een steen beklimt. Zo is het goed.
Terug op het hoofdpad voel ik de eerste spetters.
Herfst, ik hul je in goud!