Het paadje ligt verscholen tussen border en olifantengras. Twee bakstenen smal is het, ik schuifel. Achter de hoge, ruisende takken babbelen vrouwen over zingeving. Stiekem ga ik op de grond liggen en wurm me in een anatomisch bijna onmogelijk te realiseren positie.
Het is 32 graden. De planten drinken uit mijn huid. Maar het moet. Voor dit roze, dit groen, het paars, de nerven rood en de blauwe, blauwe lucht.
Zomer, ik vier je!