Straks zal ik ze zien: de White Cliffs of Dover. Al sinds het Krijt staan ze in een zee van kristal onder dromerige luchten te wachten op mijn boot van de aanbieding. Drie dagen Londen. Ik heb mijn eigen kussen mee, wat kan er nog fout gaan?
Bij aankomst in Calais verwacht ik een hoop nattigheid, maar dat is er niet. Zon. Ja. Luchten. Ja. Water. Nee. White Cliffs. Nee. Wel een netwerk van rails. In de verte doemt een zwart vierkant op, dat groter en groter wordt. Ik heb hiervan gehoord. Er ging van alles mis tijdens de aanleg.
Nadat de buschauffeur zijn spiegels heeft bijgesteld, begint een gevecht op de vierkante millimeter. Foeterend forceert hij de bus door het zwarte gat en zet de motor uit.
Nu even goed luisteren naar de krakende mededeling over rampen en wat je moet doen wanneer bijvoorbeeld een vrachtwagen in de fik gaat door een slechte accu. Als ik het goed heb verstaan, springt dan het compartiment van de calamiteit automatisch op slot en alles ervoor of erachter ook. Je kunt nog maar één kant op.
Een korte siddering. De oversteek begint. Mijn buurvrouw, een verpleegster met een nauwe buis van Eustachius, biedt mij een Mentos aan om de oren open te houden.
‘Goed kauwen,’ zegt ze.