Het mag weer, maar ik wil nog liever niet naar binnen. Zonder mondkapje voelt het bloot, maar met mondkapje voelt het overdreven. We zien elkaar in de tuin. De tas met lekkers heb ik op de bank gelegd. Hij rolt er gretig op af. Ik wijk iets terug. Een bezoeker gaat met zijn zus -ze lijken op elkaar- in de schaduw zitten.
Het weer.
Een vlinder.
De maatregelen.
Het gesprek stokt. De bezoeker zegt dat het tijd is om te gaan. Blij staat ze op. Hij schrikt. Nee, nee, niet nu. Ze zullen echt wel weer eens samen een ritje gaan maken, maar … Niet nu? Nee, nu niet. Binnenkort. Als ze weer naast elkaar in de auto mogen.
Ze neemt een trekje van haar sigaret, blaast de rook de berk in en zegt: ‘De vorige keer zagen we een echte Harley-Davidson.’