Zei de ene koe tegen de andere:
‘Wat doen we, Bertha? Gaan we sprieten kauwen onder de wolken, onze dikke konten de lucht in gooien, springen en dollen tot de modder alle kanten opspat, een beetje tegen elkaar aan net iets te warm worden, zomerbuitjes snuiven, lekker een flats lozen bij de sloot, terwijl langsfietsende kuddes kinderen blij naar ons wijzen en een windje onze dampende neusgaten laat flodderen… Wat doen we?’
Het kraakte in de stal. Mannen in witte jassen werden rondgeleid door de beheerder, die enthousiast vertelde over dit viersterrenhotel en over de nadelen van bomen. Met scherpe potloden legden zij de levensvreugde van bontgevlekten vast in harde cijfers en feiten.